Liedschrijver, zanger en theatermaker Matthijn Buwalda (36) spreekt met warmte over het evangelische nest waarin hij opgroeide. Wel is hij met het klimmen van de jaren kritischer geworden. “In de evangelische wereld draait het vaak om een ‘emo-vangelie’.”
Z’n vroegste herinneringen aan de geloofsopvoeding thuis? Matthijn, inmiddels zelf vader van drie kinderen (8, 6 en 4), lacht breeduit en zegt: “In íéder geval liedjes van Elly en Rikkert – dat kan niet anders. En natuurlijk de verhalen uit de kinderbijbel die mijn ouders voorlazen. Bij ons thuis was het dagelijks leven helemaal doortrokken van het geloof, in de goede zin.”
“Ik ben opgegroeid op de Veluwe, in Apeldoorn,” vertelt hij. “Daar woon ik nu trouwens weer. Ik ben de oudste van ons gezin. Mijn broer is twintig maanden jonger, en ik heb twee zussen. We gingen naar een evangelische gemeente, Berea. Er was een bandje, een oudstenraad, we zongen Opwekkingsliederen, enzovoort. En ik zat op een protestants-christelijke basisschool met een sterke identiteit, De Sjofar. Daar heb ik mooie herinneringen aan.”
Hoe zou je de geloofsopvoeding van jouw ouders typeren?
Matthijn denkt even na. “Als heel doorleefd, vooral. Ik merkte aan alles heel sterk dat mijn ouders allebei leefden met God. Het was dus niet alleen maar zo van: ‘Nou, Matthijn, dit is het setje regels waaraan je je moet houden.’ Nee, ze leidden zelf een gelovig leven. Mijn geloofsopvoeding stond dus niet los van de dagelijkse praktijk die ik bij hen zag. Integendeel. Dat gaf gezag aan wat ze zeiden. Anders had ik hen er op een bepaald moment zeker wel kritisch op bevraagd: ‘Hé, hoe zit het? Jullie zéggen dit, maar jullie dóén dat.’”
Kon je al vroeg je muzikale talenten inzetten in jullie gemeente?
“Rond m’n 12e, 13e begon ik met piano- en gitaarspelen in het bandje.” Lachend: “Opwekkingsliedjes zijn niet zo ingewikkeld, dus die kon ik wel aan. Achteraf gezien heb ik veel aan ons kerkbandje te danken. In de betrekkelijke veiligheid van onze gemeente – je speelde altijd voor een groep mensen die je redelijk kende – kon ik muziek leren maken op een podium. Daar heb ik nog steeds profijt van.”
Terug naar het ouderlijk nest: welke kant van het geloof zag hij vooral bij zijn moeder? “Zij is echt een bidder,” reageert Matthijn. “Evangelisch geformuleerd: het draaide en draait bij haar om intimiteit met God. Ik zeg weleens gekscherend tegen mijn broer: ‘Als zij komt te overlijden, zal ons waarschijnlijk allerlei rampspoed treffen omdat onze ‘luchtbescherming’ dan wegvalt!’ Zonder gekheid: ik geloof dat we behoed zijn voor meer dan we kunnen bedenken door haar gebed en meeleven.”
En bij zijn vader? “Bij hem zag ik meer de principes: de waarden van waaruit je leeft en die richting geven aan je handelen. Hij was – en is – een man van principes, die heel duidelijk de basis vonden in zijn geloof. Dat geldt voor hem als vader, maar ook als man en als oudste in onze gemeente. Wat dat laatste betreft: ik herinner me dat hij heel wat uren aan het werk in onze gemeente heeft besteed. Hij is iemand die echt van de kerk houdt. Zijn liefde voor de kerk heeft mij zeker ook gevormd.”
Wat was, achteraf gezien, het meest vormend in je geloofsopvoeding?
“Uiteindelijk toch het voorbeeld van mijn ouders: het was een doorleefde opvoeding. Anders zou er héél veel zijn weggezakt, denk ik. Je kunt als ouders bijvoorbeeld wel altijd Bijbellezen na het eten met je kinderen, maar als wat je leest vervolgens geen gestalte krijgt in je eigen leven… Zij hebben mij het geloof altijd voorgeleefd, en daar ben ik ze enorm dankbaar voor.”
Veranderde jouw geloof in je tienerjaren?
“Het veranderde vooral toen ik ging studeren. Ik zat op kamers, bezocht een andere gemeente en werd lid van de Navigators. Ik kwam in contact met christenen uit allerlei kerkelijke stromingen en had veel gesprekken met goede vrienden over het geloof. Lang niet iedereen dacht hetzelfde als ik. Tot dan toe was dat eigenlijk wel vaak zo. In mijn studietijd ben ik op zoek gegaan naar een eigen geloofsbeleving. Wat geloof ik nu zelf? Wat vind ik belangrijk? Wat is voor mij wezenlijk, en wat niet?”
Ben je als tiener gedoopt?
“Op mijn 18e. Best jong, eigenlijk. Dopen was in onze gemeente wel echt een ‘ding’. Je moest met de oudsten praten, en je getuigenis geven.” Grinnikend: “Je kreeg een microfoon onder je snufferd, zo van: ‘Waarom laat jij je dopen?’ Sommigen hadden spectaculaire levensverhalen. Ik was bijna jaloers op mensen die bijvoorbeeld aan de drugs hadden gezeten, haha! Terwijl ik alleen maar dacht: ik ben christelijk opgevoed en ik geloof, dus ik laat me dopen. Maar de doop zelf heb ik als mooi en waardevol ervaren.”
Heb je ooit een geloofscrisis meegemaakt?
“Niet in de zin dat ik ooit heb gedacht dat God helemaal niet bestaat of zo. Vraag me niet hoe het kan, maar aan Zijn bestaan heb ik nooit getwijfeld. Dat besef – Hij is er – is een soort basis, een bodem onder mijn bestaan. Wel heeft mijn geloof uiteraard een bepaalde ontwikkeling doorgemaakt. Dat heeft vooral met godsbeelden en geloofsbeleving te maken. Bepaalde, vaak onuitgesproken evangelische mores over hoe je het christelijke leven precies wel of niet handen en voeten moet geven, heb ik achter me gelaten.”
Ben je wel evangelisch gebleven?
“Ik zit inderdaad nog steeds in een evangelische gemeente; het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Ik heb een tijdlang gekerkt bij de baptisten in Utrecht, wat eigenlijk ook een soort evangelische gemeente is. Als ik puur voor mezelf zou kiezen, zou ik naar een andere gemeente gaan. Misschien een theologisch progressievere PKN-gemeente, of een katholieke kerk. Maar als jonge vader wil je ook kiezen voor aansprekend kinderwerk, een plek waar zij later op een mooie manier aan zullen terugdenken. Dat is een belangrijk argument om te blijven.”
Verlang je weleens terug naar het geloof uit je kindertijd?
“Nee. Grappige vraag. Ik ben van nature best nieuwsgierig. De ontdekkingstocht die ik als christen mag maken, vind ik ontzettend boeiend. Ik ben dankbaar voor waar ik vandaan kom, maar ook dankbaar dat ik niet meer geloof zoals toen. Ik bevraag wat ik hoor en zie, en wat ik zelf denk. Zo probeer ik steeds nieuwe dingen te ontdekken, en m’n beeld van wie God is scherper te krijgen, voor zover dat überhaupt mogelijk is. Mijn kijk op God, geloof, de Bijbel is niet iets statisch. Het ontwikkelt zich. Sommige mensen zouden het een hellend vlak noemen; ik vind het vooral een groter wordende ruimte.”
Wat zou je missen als je het geloof niet had?
“Pfff, da’s een lastige… Het klinkt misschien heel naïef, maar het geloof geeft me een bepaalde rust. Zo van: alles komt goed. Dat is voor mij een heel diepe bodem, die mijn emoties – die vaak aan de oppervlakte liggen – vrede geeft. Dus als het bij mij aan de bovenkant stormt, is het op de bodem nog altijd kalm. Dat zou vermoedelijk heel anders zijn als ik niet geloofde.”
Waar loopt jouw ‘geloofsreis’ op uit, in je eigen woorden?
“Hoe langer ik God ken, hoe minder ik Hem begrijp én hoe meer ik in Hem geloof. En daar snap ik zelf ook niks van, maar het is wel zo.” Peinzend: “Ik merk dat ik wat meer moeite heb gekregen met de evangelische beléving van het geloof. Zelf geloof ik graag met mijn hoofd. Daar komt dat nieuwsgierige dus weer om de hoek kijken. In de evangelische wereld draait het, even zwart-wit gezegd, vaak om wat ik een ‘emo-vangelie’ noem: het evangelie van het voelen en de beleving. Ik merk dat ik daar steeds minder mee kan, omdat ik wat meer met mijn hoofd geloof. Er zijn uitzonderingen, maar door de bank genomen is voor de ratio niet zo gek veel voeding in de evangelische wereld.”
Dus je luistert bijvoorbeeld graag naar een inhoudelijk stevige preek?
“Absoluut! Ik houd van wat filosofischer en wat historischer ingestoken preken.” Na een korte stilte: “Misschien ligt de kern van mijn ontdekkingstocht juist toch wel weer in die evangelische beweging, waarin altijd wordt benadrukt dat het geloof iets persoonlijks is. Naarmate ik meer ontdek wie ik zelf ben, ontdek ik waarschijnlijk ook beter hoe ik geloof, al vind ik geloven ook bij uitstek een teamsport. Waar die ‘geloofsreis’ uitkomt? Weet ik niet. Hoeft ook niet per se. Dingen niet weten, voedt juist mijn nieuwsgierigheid.”
Wat wil hij zijn eigen kinderen met name meegeven in de geloofsopvoeding? “Dan kom ik weer terug bij mijn ouders. Door mijn eigen ervaringen ben ik me er haarscherp van bewust dat ik het allemaal wel mooi kan vertellen, maar als ik het niet zelf voorleef, zijn mijn woorden krachteloos. In allerlei concrete situaties probeer ik dus – ook waar onze kinderen bij zijn – te verwoorden welke rol het geloof daarin voor mij speelt. Als ze uiteindelijk meekrijgen dat God er is, en als ze de vrede en rust die op de bodem van mijn leven liggen zelf mogen ontdekken, zou dat heel mooi zijn. Ik hoop vooral dat ze hun eigen geloofsreis gaan maken. En dat ze in het gezicht van Christus God zullen zien. Ja, dat zou ik fantastisch vinden.”